Als we besluiten nemen over het gebruiken van natuurlijke hulpbronnen, moeten we rivieren, zeeën, natuurgebieden en soorten planten en dieren die hiermee te maken krijgen, een stem geven bij het nemen van die besluiten. Steeds meer filosofen en natuurbeschermers vinden dat. Maar dat kan alleen als we ons voorstellen dat die rivieren, enzovoort net als mensen levende wezens zijn die hun mening kunnen geven over die besluiten.
Iets dergelijks gaan leerlingen doen in deze les. Ze stellen zich voor dat ze zeehonden zijn die in het Waddengebied leven en mogelijk te maken krijgen met de gevolgen van het opvoeren van de gaswinning in dit gebied.
Plan van aanpak
Voor deze les trekt u 1 uur uit.
Eerst laat u de leerlingen de video zien in Bron: Zeehonden. Trek er een paar minuten voor uit.
Daarna nemen de leerlingen de andere bronnen in de les door. Zeg hen dat ze de antwoorden op de vragen in Opdracht moeten opschrijven. Trek voor deze activiteit 30 minuten uit. Na die tijd vraagt u enkele leerlingen naar hun antwoorden op de vragen in Opdracht.
Ten slotte houdt u met de klas een klassengesprek van 20 minuten. Het gesprek gaat over twee overwegingen die een rol spelen bij het idee om meer gas te winnen in het Waddengebied:
Ten eerste gaat het over het belang van de zeehonden om er voor te zorgen dat er geen verdere aantastingen van hun leefgebied plaatsvinden. En ten tweede over het belang dat Nederland over voldoende gas en stroom tegen niet al te hoge prijzen kan beschikken, iets waar meer gas uit het Waddengebied toe kan bijdragen.
Probeer hierover een gezamenlijk standpunt te krijgen met de klas.
Uitwerking
Zeehonden zijn zoogdieren die aangepast zijn aan leven in zee en in een pool- of gematigd klimaat. Dat zie je aan hun gestroomlijnde lichaamsbouw en vacht.
Het zijn roofdieren die hun voedsel uit zee halen. Elk jaar brengen ze enkele weken door op droge plekken om te paren, hun jongen te baren en om hun jongen groot te brengen. Maar ook tussendoor komen ze af en toe uit het water.
Omdat Nederland een gematigd klimaat heeft, zijn ook hier zeehonden te vinden, vooral in het Waddengebied. Er is daar veel voedsel voorhanden voor deze dieren.
Of hun leefomgeving in het Waddengebied ook in de toekomst behouden blijft, hangt af van of en in hoeverre er overgegaan wordt tot meer gaswinning in dit gebied. Nu al zijn er enkele boorputten in dit gebied in gebruik waar gas uit gehaald wordt, zoals op Ameland.
Daardoor is er al enig zicht op mogelijke nadelige gevolgen voor de leefomgeving van de zeehonden als die gaswinning door blijft gaan of zelfs wordt uitgebreid.
Net als in Groningen, waar al veel gas uit de bodem is gehaald, daalt de bodem op Ameland ook als gevolg van de gaswinning. Als op andere plekken in het Waddengebied gas wordt gewonnen, zal ook daar de bodem gaan dalen.
Omdat tegelijk de zeespiegel aan het stijgen is, blijven er minder droge plekken over voor de zeehonden in het gebied. Kwelders met hun eigen flora en fauna lopen gevaar te verdwijnen als de bodemdaling samen met de zeespiegelstijging groter is dan de bodemstijging door afzetting van slib in deze gebieden.
Ook is er in 1986 op Ameland vervuiling met giftige stoffen opgetreden bij een boorput als gevolg van een ongeval. Het is niet uit te sluiten dat er dergelijke ongelukken gebeuren als ook elders in het Waddengebied boorputten voor gaswinning worden gemaakt. Dat is ook een van de redenen waarom milieuactivisten en ook bewoners van de Waddeneilanden gekant zijn tegen uitbreiding van de gaswinning in het Waddengebied. En om dezelfde redenen willen deze groepen het liefst een einde zien komen aan alle gaswinning die nu plaatsvindt.
Ten slotte is bekend dat bij de winning én bij het stoken van aardgas broeikasgassen vrijkomen zoals met name koolstofdioxide. Dat versterkt het broeikaseffect in de dampkring van de aarde. Als gevolg hiervan krijgt de aarde als geheel een warmer klimaat en het Waddengebied ook. Niet alleen wordt de lucht er warmer, maar ook het zeewater.
Dat kan in het ecosysteem van het Waddengebied zodanige veranderingen teweegbrengen dat zeehonden moeilijker aan voedsel kunnen komen.
Dan is het niet uitgesloten dat de zeehonden wegtrekken uit dit gebied.
De reeds vermelde zeespiegelstijging is een ander gevolg van het versterkte broeikaseffect. Door het warmere klimaat op onder andere Groenland smelt er meer landijs af dan er door neerslag bij komt. De zeespiegel stijgt ook doordat zeewater uitzet als het warmer wordt. Toch is er een kans dat er meer gas gewonnen gaat worden in het Waddengebied. De overheid is dat al van plan, nadat in 1995 een afspraak met mijnbouwbedrijven is verlopen, om die winning niet uit te breiden.
Sindsdien werkt de Nederlandse regering samen met de NAM aan uitbreiding van die winning ondanks bedenkingen hiertegen van natuurbeschermers en inwoners van de Waddeneilanden.
Vooral na het uitbreken van een totale oorlog tussen Rusland en Oekraïne vanaf februari 2022, voelen meer Nederlanders nog sterker de noodzaak om toch maar meer gas uit het Waddengebied te gaan halen.
Al voor die oorlog uitbrak, had Rusland al bewezen een onbetrouwbare leverancier van gas aan Europa te zijn. Vanaf het begin van de oorlog werd uitvoer van Russisch gas door Gazprom en de Russische regering als handvat gebruikt om Europese afnemers ertoe te brengen om Oekraïne niet te steunen in de oorlog. Dat deden Gazprom en Kremlin door de uitvoer van gas te beperken en de uitvoer naar enkele Europese landen waaronder Nederland helemaal te staken.
Die politiek heeft geleid tot een enorme stijging van prijzen voor alle vormen van energie in Europa en ook in Nederland. Doordat Rusland meer verdient aan de uitvoer van zijn gas en dus meer geld kan uitgeven aan de oorlog, willen steeds meer mensen, en landen van het Russische gas af. Nederland zoekt naar manieren om dat voor elkaar te krijgen zonder hiermee een groot tekort aan energie te veroorzaken. Daarbij komt het winnen van meer Waddengas nog duidelijker in beeld. Iets waar de zeehonden in het gebied zeker hun bezwaren tegen zouden uitspreken, als ze dat konden.
Kerndoelen
47 De leerlingen leren de ruimtelijke inrichting van de eigen omgeving te vergelijken met die in omgevingen elders, in binnen- en buitenland, vanuit de perspectieven landschap, wonen, werken, bestuur, verkeer, recreatie, welvaart, cultuur en levensbeschouwing. In ieder geval wordt daarbij aandacht besteed aan twee lidstaten van de Europese Unie en twee landen die in 2004 lid werden, de Verenigde Staten en een land in Azië, Afrika en Zuid-Amerika.