Mensen, vooral joden moesten tijdens de Duitse bezetting van Nederland creatief te werk gaan om uit handen van de Duitsers te blijven. Dat deden ze vooral door onder te duiken. Ze kregen daarbij hulp van verzetsmensen die bereid waren om grote risico’s te nemen. Mensen bij hun onderduik helpen was namelijk verboden en levensgevaarlijk.
Deze les laat hier een voorbeeld van zien dat leerlingen van groep 7 en 8 zeker zal aanspreken. Niet alleen vanwege het riskante bestaan van onderduikers en hun helpers, maar ook omdat het hier gaat om kinderen die ver van hun woonplaats een plek kregen in een pleeggezin met kinderen.
Plan van aanpak
Voor deze les trekt u 2 uur uit. Verdeel de klas in acht groepen voor u de leerlingen aan de opdracht laat beginnen.
De leerlingen hebben dit schema nodig om de ontbrekende namen te kunnen invullen.
Het ingevulde schema kunt u printen voor uzelf.
Hulpvragen bij de video'
(allen) Bron: Mijn naam is Max
Vraag: Hoe zijn de joodse kinderen vanuit Amsterdam in Tienray terechtgekomen?
Antwoord: De meeste kinderen werden uit de crèche in de Hollandsche Schouwburg in Amsterdam gesmokkeld en enkele kinderen zelfs uit het kamp Westerbork en Hanna van der Voort en Nico Dohmen hielpen deze kinderen aan opvang in Tienray in Limburg.
Vraag: Met welke smoes werden de joodse kinderen in Tienray ondergebracht?
Antwoord: De ouders van de kinderen zouden bij het bombardement in Rotterdam van 10 mei 1940 zijn omgekomen.
Vraag: Wat waren de eerste twee dingen die voor de ondergebrachte kinderen werden geregeld?
Antwoord: Ze kregen een schuilnaam en een nieuwe identiteitsbewijs.
Vraag: Wat deden de kinderen om zich thuis te voelen in Limburg?
Antwoord: Ze leerden meteen dialect spreken, gedroegen zich als een goed katholiek en gingen gewoon met de andere kinderen naar school en speelde met hen.
Vraag: Welke redenen hadden de pleegouders om een joods kind in huis te nemen?
Antwoord: Dat is divers. De een had medelijden met een joods meisje en leek bovendien op haar eigen kinderen. De ander zat in het verzet. Een derde zei eigenlijk niets en vond het meteen goed. Ze deden het allemaal om te helpen.
Vraag: De kinderen werd niet altijd (eerlijk) verteld waarom de pleegkinderen bij hen in huis kwamen. Waarom zou dat zijn?
Antwoord: De kinderen waren te jong om te beseffen hoe gevaarlijk het was. De ouders waren wellicht ook bang dat ze anders in hun onschuld iets verkeerds zouden vertellen.
Vraag: Wat bedoel een van de geïnterviewden met surrogaatkoffie en surrogaatthee?
Antwoord: Met surrogaatkoffie zijn de joodse jongens bedoeld die vanuit Amsterdam naar Tienray werden ondergebracht, met surrogaatthee zijn de joodse meisjes bedoeld.
Vraag: Hoe ervoer de twaalfjarige Tom zijn verblijf in Tienray?
Antwoord: Hij voelde zich af en toe alleen en angstig voor een slechte afloop.
Vraag: Verschillende geïnterviewden geven aan dat hun ouders geen geld kregen voor hun pleegkinderen. Wat vinden ze daarvan?
Antwoord: Geld was niet belangrijk, ze deden dat vanwege hun geloof of uit goedheid. Zoiets doen je gewoon.
Vraag: Hoe is het uiteindelijk met de joodse kinderen en haar pleegouders afgelopen?
Antwoord: Diverse kinderen zijn (op 4 juli 1944) verraden, op transport gezet en omgekomen. Sommige kinderen zijn verraden en hebben het overleefd. Andere kinderen zijn ontsnapt aan deportatie. De pleegouders kwamen na enige tijd weer vrij, maar waren veel spullen kwijt.
Vraag: Een van de verraden kinderen kwam weer vrij. Waardoor kwam dat?
Antwoord: Een van de joodse meisjes kwam vrij in ruil voor 'iets doen' (seks) met een of meerdere rechters.
(groep 1) Hulpvragen bij interview met Maria van de Rijt-Geffen:
Vraag: Hoe ervoer mevrouw van de Rijt-Geffen de aanwezigheid van haar pleegzusje Floortje?
Antwoord: Zij vond dat niet prettig en nam het de joden kwalijk dat ze Jezus aan het kruis hadden genageld. Bovendien moest ze met haar komst veel extra werk doen. Later had ze wel medelijden toen Floortje werd opgepakt, ze heeft haar nog geknuffeld voordat ze voorgoed verdween.
Vraag: Waarom zegt mevrouw van de Rijt-Geffen "Geen gekke naam" over Floortjes naam?
Antwoord: Aan de naam kan je niet zien dat ze van joodse oorsprong is (anders dan bijvoorbeeld de voornaam Sonja of Rebecca en een achternaam als Cohen).
(groep 2) Hulpvragen bij interview met Harry Dietz
Vraag: Wat vind de heer Dietz van zijn joodse onderduikers?
Antwoord: Hij kon wel goed opschieten met de kinderen, maar hij hald een hekel aan de vader.
Vraag: Waarom kwam de razzia in Tienray als een verrassing?
Antwoord: Er was een waarschuwingssysteem voor als er Duitsers voor een razzia vanuit Venlo op pad waren naar Tienray, maar bij die razzia kwamen ze vanuit Eindhoven en was er niemand gewaarschuwd.
(groep 3) Hulpvragen bij interview met Truus Mooren-Poels
Vraag: Hoe ging de pastoor om met een van de pleegkind?
Antwoord: De pastoor vond dat te gevaarlijk en wilde dat Sarah op straat werd gezet.
Vraag: Waaruit bleek dat Sarah op dezelfde manier werd behandelen als de eigen kinderen van haar pleegouders?
Antwoord: Ze werd niet voorgetrokken en kreeg dezelfde straf (opsluiting in een donkere kast) als de andere kinderen.
(groep 4) Hulpvragen bij interview met Bets Küppers
Vraag: Waaruit blijkt hoe gevaarlijk het was voor onderduiker Tom?
Antwoord: Van tijd tot tijd moest Tom het huis verlaten en zich in een schuilplaats in het bos verstoppen.
Vraag: Hoe heeft Tom de familie Küppers bedankt?
Antwoord: Hij heeft na de oorlog geregeld dat zijn onderduikfamilie een speciaal certificaat kreeg van Erkenning Yad Vashem, dat de dochters (de ouders waren overleden) in het Verzetsmuseum.
(groep 5) Hulpvragen bij het interview met Joos Baten
Vraag: Welk verschil is er in de oorlog tussen de stad en het platteland, zoals de heer baten aangeeft?
Antwoord: In de stad was er een voedseltekort. De boeren op het platteland kwamen niets te kort.
Vraag: Verderop noemt de heer Baten nog een tweede reden om mensen van de stad naar het platteland te laten gaan.
Antwoord: Tot aan de razzia was het op het platteland veiliger.
(groep 6) Hulpvragen bij het interview met Anny Bindsbergen
Vraag: Waarom schrikt Zilli van het uniform van de vader van mevrouw Bindsbergen?
Antwoord: Ze denkt dat er een man in een Duits uniform binnenvalt om haar op te pakken.
Vraag: Waaruit blijkt hoe graag de familie Bindsbergen Zilli mocht?
Antwoord: Na de oorlog heeft de familie geprobeerd om Zilli te adopteren.
(groep 7) Hulpvragen bij interview met broer en zus Bartels
Vraag: Waarvoor was Elly de hele tijd dat ze daar was bang?
Antwoord: Ze was bang dat haar pleegouders verraden werden en de kogel zouden krijgen.
Vraag: Waarom protesteerde de familie Bartels niet tegen het wegnemen van de pannen met eten de klaar stonden?
Antwoord: Als ze geprotesteerd zouden hebben, zouden de SS-ers misschien langer blijven doorzoeken, met de kans alsnog opgepakt te worden.
(groep 8) Hulpvragen bij interview met Annet Gommans-Verstappen
Vraag: Waarom kon Lohre niet op haar eerste onderduikadres blijven?
Antwoord: Een ander, niet-joods meisje dat bij haar in de winkel werkte dreigde haar te verraden.
Vraag: Hoe probeerde Lohre te ontsnappen?
Antwoord: Ze deed alsof ze moest plassen en dan ervandoor te gaan.
Zat ondergedoken bij- (Echte) Voornaam - (Echte) Achternaam - Schuilvoornaam -Schuilachternaam
Familie de Swart - Salomon - Schrijver - Max - de Groot, later: de Swart
Familie van Geffen - Floortje - de Paauw - geen schuilnaam - geen schuilnaam
Familie Dietz - Menno - Ratzker - -
Familie Poels - Sarah - Heertjes - Annie - Heerink
Familie Litjens - Tom - - -
Familie Baten - Sonja - Heiman - Tonie -
Familie Beterams - Zill(i) - Bak - Thea - Maarschalkerwaard
Familie Bartels - Elly - Hamme - -
Familie Verstappen - Lohre - - -
Familie Verstappen - Jo - - -
Kerndoelen
38 De leerlingen leren hoofdzaken over geestelijke stromingen die in de Nederlandse multiculturele samenleving een belangrijke rol spelen, en ze leren respectvol om te gaan met verschillen in opvattingen van mensen.
51 De leerlingen leren gebruik te maken van eenvoudige historische bronnen en ze leren aanduidingen van tijd en tijdsindeling te hanteren.
52 De leerlingen leren over kenmerkende aspecten van de volgende tijdvakken: jagers en boeren; Grieken en Romeinen; monniken en ridders; steden en staten; ontdekkers en hervormers; regenten en vorsten; pruiken en revoluties; burgers en stoommachines; wereldoorlogen en holocaust; televisie en computer.