In de documentaire en in de interviews vertellen de 'eigen' kinderen op de onderduikadressen hoe ze het destijds ervoeren dat ze hun ouders moesten delen met de jonge joodse onderduikers die in hun gezin als huisgenoot werden opgenomen.
Eerst gaan we met zijn allen proberen onderstaande gegevens aan te vullen zodat een aantal joodse kinderen een eigen gezicht krijgen.
We verdelen de klas in acht groepen:
(groep 1) interview met Maria van de Rijt-Geffen
(groep 2) interview met Harry Dietz
(groep 3) interview met Truus Mooren-Poels
(groep 4) interview met Bets Küppers
(groep 5) interview met Joos Baten
(groep 6) interview met Anny Bindsbergen
(groep 7) interview met broer en zus Bartels
(groep 8) interview met Annet Gommans-Verstappen
Elk van de acht interviewers vertellen over van een van de pleegkinderen. Vraag bij het pleegkind dat zij in huis hadden:
- Wat is hun echte voornaam?
- Wat is hun echte achternaam?
- Wat is hun echte schuilvoornaam?
- Wat is hun echte schuilachternaam?
Zie het voorbeeld van Max (het joodse kind dat ook in de documentaire aan het woord komt):
Familie de Swart (bron: 'Mijn naam is Max).
- Zijn echte voornaam is: Salomon
- Zijn echte achternaam is: Schrijver
- Zijn schuilvoornaam is: Max
- Zijn echte schuilachternaam is: de Groot (eerst) / de Swart (later)
Als jullie klaar zijn, zetten we dat in een schema. dat je van de leerkracht krijgt.
Voor het tweede deel van de opdracht kruip je in de huid van een joods kind dat in Tienray ondergedoken was. Je schrijft (net als Anne Frank die een dagboek bijhield, gericht aan 'Lieve Kitty') wat je meemaakt in je dagboek. Je dagboek schrijf je in 1943 of 1944 één pagina; je mag zelf iets opschrijven wat je belangrijk vindt... Als je wilt kun je je dagboek illustreren met tekeningen.