Tienray is een dorp in Noord-Limburg. Het ligt tussen Venlo en Venray in. Tienray telt rond de 1100 inwoners. In 1945 waren dat er nog maar 350. In dit kleine dorp en omringende buurtgemeenschappen hebben in 1943 en 1944 maar liefst 123 joodse kinderen ondergedoken gezeten. Deze kinderen kwamen voor het merendeel uit de crèche van de Hollandse Schouwburg in Amsterdam. Daar werden joden verzameld voor de deportatie naar Westerbork. In totaal heeft de Amsterdamse Studentenverzetsgroep van Piet Meerburg zo'n 350 joodse kinderen uit de crèche gesmokkeld en ongeveer een derde kwam via de Tienrayse kraamverzorgster Hanna van de Voorde en de ondergedoken Nijmeegse student Nico Dohmen terecht in Tienray. De kinderen waren zogenaamd wees geworden bij het bombardement in Rotterdam van 10 mei 1940. De kinderen kregen een andere, niet-joodse naam en een ander identiteitsbewijs. Ze moesten doen alsof ze katholiek waren en gingen gewoon naar de lagere school en naar de kerk. Veel Tienrayse gezinnen kregen er ineens een Amsterdams broertje of zusje bij. Hoe vonden de Tienrayse kinderen dat? Negen van hen vertellen daarover.
De negen geïnterviewde (voormalige) inwoners van Tienray. In het midden rechts een afbeelding van Max, het joodse pleegkind,
Links van het midden het monument ter ere van de opduik.
In de documentaire en in de interviews vertellen de 'eigen' kinderen op de onderduikadressen hoe ze het destijds ervoeren dat ze hun ouders moesten delen met de jonge joodse onderduikers die in hun gezin als huisgenoot werden opgenomen.
Eerst gaan we met zijn allen proberen onderstaande gegevens aan te vullen zodat een aantal joodse kinderen een eigen gezicht krijgen.
We verdelen de klas in acht groepen:
(groep 1) interview met Maria van de Rijt-Geffen
(groep 2) interview met Harry Dietz
(groep 3) interview met Truus Mooren-Poels
(groep 4) interview met Bets Küppers
(groep 5) interview met Joos Baten
(groep 6) interview met Anny Bindsbergen
(groep 7) interview met broer en zus Bartels
(groep 8) interview met Annet Gommans-Verstappen
Elk van de acht interviewers vertellen over van een van de pleegkinderen. Vraag bij het pleegkind dat zij in huis hadden:
- Wat is hun echte voornaam?
- Wat is hun echte achternaam?
- Wat is hun echte schuilvoornaam?
- Wat is hun echte schuilachternaam?
Zie het voorbeeld van Max (het joodse kind dat ook in de documentaire aan het woord komt):
Familie de Swart (bron: 'Mijn naam is Max).
- Zijn echte voornaam is: Salomon
- Zijn echte achternaam is: Schrijver
- Zijn schuilvoornaam is: Max
- Zijn echte schuilachternaam is: de Groot (eerst) / de Swart (later)
Als jullie klaar zijn, zetten we dat in een schema. dat je van de leerkracht krijgt.
Voor het tweede deel van de opdracht kruip je in de huid van een joods kind dat in Tienray ondergedoken was. Je schrijft (net als Anne Frank die een dagboek bijhield, gericht aan 'Lieve Kitty') wat je meemaakt in je dagboek. Je dagboek schrijf je in 1943 of 1944 één pagina; je mag zelf iets opschrijven wat je belangrijk vindt... Als je wilt kun je je dagboek illustreren met tekeningen.
Voor deze opdracht krijg je 2 lesuren de tijd. Je doet deze opdracht met z'n tweeën of drieën.
Eerst kijkt iedereen naar de documentaire bij de bron 'Mijn naam is Max'.
Daarna komen er acht bronnen met de interviews die ontleend zijn aan het project 'Herinneringen aan mijn Amsterdamse zusje/broertje'. We verdelen de klas in acht groepen. Elke groep kijkt naar één interview. De meeste interviews gaan over één joods kind. Als er meer zijn, dan kies je voor je dagboek het joodse kind waarover je het meeste te weten krijgt.
Bij de documentaire en de interviews stellen we enkele vragen die je helpen om te weten wat de joodse ondergedoken kinderen zoal hebben meegemaakt. De meeste kinderen kunnen we om allerlei redenen (overleden, verhuisd of onbekend waar ze nu wonen) niet interviewen, dus je zult het moeten halen uit de documentaire en de interviews met de kinderen van de pleegouders die een joods kind in huis hebben genomen.
Lever alles wat je het gedaan bij je meester of juf in, zodat die kan nakijken wat jullie gedaan hebben.
Hulpvragen bij video's
(allen) Bron: Mijn naam is Max
Vraag: Hoe zijn de joodse kinderen vanuit Amsterdam in Tienray terechtgekomen?
Vraag: Met welke smoes werden de joodse kinderen in Tienray ondergebracht?
Vraag: Wat waren de eerste twee dingen die voor de ondergebrachte kinderen werden geregeld?
Vraag: Wat deden de kinderen om zich thuis te voelen in Limburg?
Vraag: Welke redenen hadden de pleegouders om een joods kind in huis te nemen?
Vraag: De kinderen werd niet altijd (eerlijk) verteld waarom de pleegkinderen bij hen in huis kwamen. Waarom zou dat zijn?
Vraag: Wat bedoel een van de geïnterviewden met surrogaatkoffie en surrogaatthee?
Vraag: Hoe ervoer de twaalfjarige Tom zijn verblijf in Tienray?
Vraag: Verschillende geïnterviewden geven aan dat hun ouders geen geld kregen voor hun pleegkinderen. Wat vinden ze daarvan?
Vraag: Hoe is het uiteindelijk met de joodse kinderen en haar pleegouders afgelopen?
Vraag: Een van de verraden kinderen kwam weer vrij. Waardoor kwam dat?
(groep 1) Hulpvragen bij interview met Maria van de Rijt-Geffen:
Vraag: Hoe ervoer mevrouw van de Rijt-Geffen de aanwezigheid van haar pleegzusje Floortje?
Vraag: Waarom zegt mevrouw van de Rijt-Geffen "Geen gekke naam" over Floortjes naam?
(groep 2) Hulpvragen bij interview met Harry Dietz
Vraag: Wat vind de heer Dietz van zijn joodse onderduikers?
Vraag: Waarom kwam de razzia in Tienray als een verrassing?
(groep 3) Hulpvragen bij interview met Truus Mooren-Poels
Vraag: Hoe ging de pastoor om met het pleegkind?
Vraag: Waaruit bleek dat Sarah op dezelfde manier werd behandelen als de eigen kinderen van haar pleegouders?
(groep 4) Hulpvragen bij interview met Bets Küppers
Vraag: Waaruit blijkt hoe gevaarlijk het was voor onderduiker Tom?
Vraag: Hoe heeft Tom de familie Küppers bedankt?
(groep 5) Hulpvragen bij het interview met Joos Baten
Vraag: Welk verschil is er in de oorlog tussen de stad en het platteland, zoals de heer baten aangeeft?
Vraag: Verderop noemt de heer Baten nog een tweede reden om mensen van de stad naar het platteland te laten gaan.
(groep 6) Hulpvragen bij het interview met Anny Bindsbergen
Vraag: Waarom schrikt Zilli van het uniform van de vader van mevrouw Bindsbergen?
Vraag: Waaruit blijkt hoe graag de familie Bindsbergen Zilli mocht?
(groep 7) Hulpvragen bij interview met broer en zus Bartels
Vraag: Waarvoor was Elly de hele tijd dat ze daar was bang?
Vraag: Waarom protesteerde de familie Bartels niet tegen het wegnemen van de pannen met eten de klaar stonden?
(groep 8) Hulpvragen bij interview met Annet Gommans-Verstappen
Vraag: Waarom kon Lohre niet op haar eerste onderduikadres blijven?
Vraag: Hoe probeerde Lohre te ontsnappen?
De vroedvrouw Hanna van de Voort en de ondergedoken Nijmeegse student Nico Dohmen wisten in 1943-1944 123 joodse kinderen uit Amsterdam te laten onderduiken in Tienray en omringende buurtgemeenschappen in Noord-Limburg. Veel (katholieke) gezinnen kregen er ineens een broertje of zusje bij. Hoe was het om plotseling je ouders te moeten delen?
Negen van hen zijn geïnterviewd en vastgelegd in Getuigen Verhalen (http://getuigenverhalen.nl/projecten/herinneringen-aan-mijn-amsterdamse-zusje-broertje). Zij vertellen over wat ze hebben meegemaakt en hoe het met hun pleegbroertje of -zusje is afgelopen. Eén joods pleegkind (Max) vertelt over zijn eigen ervaring als onderduiker in (Blitterwijk bij) Tienray. Delen uit de interviews, het gesprek met Max en beelden van de locaties waar joodse kinderen werden ondergebracht zijn verwerkt in de documentaire 'Mijn naam is Max'.
De documentaire en de interviews zijn de basis van deze les, aansluitend bij het Erfgoedproject van CMO in opdracht van het ministerie van VWS.
Mensen, vooral joden moesten tijdens de Duitse bezetting van Nederland creatief te werk gaan om uit handen van de Duitsers te blijven. Dat deden ze vooral door onder te duiken. Ze kregen daarbij hulp van verzetsmensen die bereid waren om grote risico’s te nemen. Mensen bij hun onderduik helpen was namelijk verboden en levensgevaarlijk.
Deze les laat hier een voorbeeld van zien dat leerlingen van groep 7 en 8 zeker zal aanspreken. Niet alleen vanwege het riskante bestaan van onderduikers en hun helpers, maar ook omdat het hier gaat om kinderen die ver van hun woonplaats een plek kregen in een pleeggezin met kinderen.
Plan van aanpak
Voor deze les trekt u 2 uur uit. Verdeel de klas in acht groepen voor u de leerlingen aan de opdracht laat beginnen.
De leerlingen hebben dit schema nodig om de ontbrekende namen te kunnen invullen.
Het ingevulde schema kunt u printen voor uzelf.
Hulpvragen bij de video'
(allen) Bron: Mijn naam is Max
Vraag: Hoe zijn de joodse kinderen vanuit Amsterdam in Tienray terechtgekomen?
Antwoord: De meeste kinderen werden uit de crèche in de Hollandsche Schouwburg in Amsterdam gesmokkeld en enkele kinderen zelfs uit het kamp Westerbork en Hanna van der Voort en Nico Dohmen hielpen deze kinderen aan opvang in Tienray in Limburg.
Vraag: Met welke smoes werden de joodse kinderen in Tienray ondergebracht?
Antwoord: De ouders van de kinderen zouden bij het bombardement in Rotterdam van 10 mei 1940 zijn omgekomen.
Vraag: Wat waren de eerste twee dingen die voor de ondergebrachte kinderen werden geregeld?
Antwoord: Ze kregen een schuilnaam en een nieuwe identiteitsbewijs.
Vraag: Wat deden de kinderen om zich thuis te voelen in Limburg?
Antwoord: Ze leerden meteen dialect spreken, gedroegen zich als een goed katholiek en gingen gewoon met de andere kinderen naar school en speelde met hen.
Vraag: Welke redenen hadden de pleegouders om een joods kind in huis te nemen?
Antwoord: Dat is divers. De een had medelijden met een joods meisje en leek bovendien op haar eigen kinderen. De ander zat in het verzet. Een derde zei eigenlijk niets en vond het meteen goed. Ze deden het allemaal om te helpen.
Vraag: De kinderen werd niet altijd (eerlijk) verteld waarom de pleegkinderen bij hen in huis kwamen. Waarom zou dat zijn?
Antwoord: De kinderen waren te jong om te beseffen hoe gevaarlijk het was. De ouders waren wellicht ook bang dat ze anders in hun onschuld iets verkeerds zouden vertellen.
Vraag: Wat bedoel een van de geïnterviewden met surrogaatkoffie en surrogaatthee?
Antwoord: Met surrogaatkoffie zijn de joodse jongens bedoeld die vanuit Amsterdam naar Tienray werden ondergebracht, met surrogaatthee zijn de joodse meisjes bedoeld.
Vraag: Hoe ervoer de twaalfjarige Tom zijn verblijf in Tienray?
Antwoord: Hij voelde zich af en toe alleen en angstig voor een slechte afloop.
Vraag: Verschillende geïnterviewden geven aan dat hun ouders geen geld kregen voor hun pleegkinderen. Wat vinden ze daarvan?
Antwoord: Geld was niet belangrijk, ze deden dat vanwege hun geloof of uit goedheid. Zoiets doen je gewoon.
Vraag: Hoe is het uiteindelijk met de joodse kinderen en haar pleegouders afgelopen?
Antwoord: Diverse kinderen zijn (op 4 juli 1944) verraden, op transport gezet en omgekomen. Sommige kinderen zijn verraden en hebben het overleefd. Andere kinderen zijn ontsnapt aan deportatie. De pleegouders kwamen na enige tijd weer vrij, maar waren veel spullen kwijt.
Vraag: Een van de verraden kinderen kwam weer vrij. Waardoor kwam dat?
Antwoord: Een van de joodse meisjes kwam vrij in ruil voor 'iets doen' (seks) met een of meerdere rechters.
(groep 1) Hulpvragen bij interview met Maria van de Rijt-Geffen:
Vraag: Hoe ervoer mevrouw van de Rijt-Geffen de aanwezigheid van haar pleegzusje Floortje?
Antwoord: Zij vond dat niet prettig en nam het de joden kwalijk dat ze Jezus aan het kruis hadden genageld. Bovendien moest ze met haar komst veel extra werk doen. Later had ze wel medelijden toen Floortje werd opgepakt, ze heeft haar nog geknuffeld voordat ze voorgoed verdween.
Vraag: Waarom zegt mevrouw van de Rijt-Geffen "Geen gekke naam" over Floortjes naam?
Antwoord: Aan de naam kan je niet zien dat ze van joodse oorsprong is (anders dan bijvoorbeeld de voornaam Sonja of Rebecca en een achternaam als Cohen).
(groep 2) Hulpvragen bij interview met Harry Dietz
Vraag: Wat vind de heer Dietz van zijn joodse onderduikers?
Antwoord: Hij kon wel goed opschieten met de kinderen, maar hij hald een hekel aan de vader.
Vraag: Waarom kwam de razzia in Tienray als een verrassing?
Antwoord: Er was een waarschuwingssysteem voor als er Duitsers voor een razzia vanuit Venlo op pad waren naar Tienray, maar bij die razzia kwamen ze vanuit Eindhoven en was er niemand gewaarschuwd.
(groep 3) Hulpvragen bij interview met Truus Mooren-Poels
Vraag: Hoe ging de pastoor om met een van de pleegkind?
Antwoord: De pastoor vond dat te gevaarlijk en wilde dat Sarah op straat werd gezet.
Vraag: Waaruit bleek dat Sarah op dezelfde manier werd behandelen als de eigen kinderen van haar pleegouders?
Antwoord: Ze werd niet voorgetrokken en kreeg dezelfde straf (opsluiting in een donkere kast) als de andere kinderen.
(groep 4) Hulpvragen bij interview met Bets Küppers
Vraag: Waaruit blijkt hoe gevaarlijk het was voor onderduiker Tom?
Antwoord: Van tijd tot tijd moest Tom het huis verlaten en zich in een schuilplaats in het bos verstoppen.
Vraag: Hoe heeft Tom de familie Küppers bedankt?
Antwoord: Hij heeft na de oorlog geregeld dat zijn onderduikfamilie een speciaal certificaat kreeg van Erkenning Yad Vashem, dat de dochters (de ouders waren overleden) in het Verzetsmuseum.
(groep 5) Hulpvragen bij het interview met Joos Baten
Vraag: Welk verschil is er in de oorlog tussen de stad en het platteland, zoals de heer baten aangeeft?
Antwoord: In de stad was er een voedseltekort. De boeren op het platteland kwamen niets te kort.
Vraag: Verderop noemt de heer Baten nog een tweede reden om mensen van de stad naar het platteland te laten gaan.
Antwoord: Tot aan de razzia was het op het platteland veiliger.
(groep 6) Hulpvragen bij het interview met Anny Bindsbergen
Vraag: Waarom schrikt Zilli van het uniform van de vader van mevrouw Bindsbergen?
Antwoord: Ze denkt dat er een man in een Duits uniform binnenvalt om haar op te pakken.
Vraag: Waaruit blijkt hoe graag de familie Bindsbergen Zilli mocht?
Antwoord: Na de oorlog heeft de familie geprobeerd om Zilli te adopteren.
(groep 7) Hulpvragen bij interview met broer en zus Bartels
Vraag: Waarvoor was Elly de hele tijd dat ze daar was bang?
Antwoord: Ze was bang dat haar pleegouders verraden werden en de kogel zouden krijgen.
Vraag: Waarom protesteerde de familie Bartels niet tegen het wegnemen van de pannen met eten de klaar stonden?
Antwoord: Als ze geprotesteerd zouden hebben, zouden de SS-ers misschien langer blijven doorzoeken, met de kans alsnog opgepakt te worden.
(groep 8) Hulpvragen bij interview met Annet Gommans-Verstappen
Vraag: Waarom kon Lohre niet op haar eerste onderduikadres blijven?
Antwoord: Een ander, niet-joods meisje dat bij haar in de winkel werkte dreigde haar te verraden.
Vraag: Hoe probeerde Lohre te ontsnappen?
Antwoord: Ze deed alsof ze moest plassen en dan ervandoor te gaan.
Zat ondergedoken bij- (Echte) Voornaam - (Echte) Achternaam - Schuilvoornaam -Schuilachternaam
Familie de Swart - Salomon - Schrijver - Max - de Groot, later: de Swart
Familie van Geffen - Floortje - de Paauw - geen schuilnaam - geen schuilnaam
Familie Dietz - Menno - Ratzker - -
Familie Poels - Sarah - Heertjes - Annie - Heerink
Familie Litjens - Tom - - -
Familie Baten - Sonja - Heiman - Tonie -
Familie Beterams - Zill(i) - Bak - Thea - Maarschalkerwaard
Familie Bartels - Elly - Hamme - -
Familie Verstappen - Lohre - - -
Familie Verstappen - Jo - - -
Kerndoelen
38 De leerlingen leren hoofdzaken over geestelijke stromingen die in de Nederlandse multiculturele samenleving een belangrijke rol spelen, en ze leren respectvol om te gaan met verschillen in opvattingen van mensen.
51 De leerlingen leren gebruik te maken van eenvoudige historische bronnen en ze leren aanduidingen van tijd en tijdsindeling te hanteren.
52 De leerlingen leren over kenmerkende aspecten van de volgende tijdvakken: jagers en boeren; Grieken en Romeinen; monniken en ridders; steden en staten; ontdekkers en hervormers; regenten en vorsten; pruiken en revoluties; burgers en stoommachines; wereldoorlogen en holocaust; televisie en computer.
- De leerlingen hebben gezien waarom er mensen, ook kinderen in onderduik gingen tijdens de Duitse bezetting van Nederland.
- De leerlingen hebben gezien hoe en door wie 123 joodse kinderen uit Amsterdam aan onderduikadressen in Tienray en omgeving werden geholpen.
- De leerlingen hebben gezien in wat voor huishoudens die kinderen werden ondergebracht.
- De leerlingen kunnen uiteggen waarom mensen helpen onderduiken gevaarlijk was.
Hebben de leerlingen de antwoorden op de vragen?
Staan er geen taal- of spelfouten in de teksten?
Hebben ze goed samengewerkt en het werk goed verdeeld?
Hebben ze een interessante pagina van het dagboek over een van de ondergedoken kinderen geschreven?
En hebben ze met z'n allen een schema gemaakt met de echte en (waar mogelijk) schuilnamen van de ondergedoken kinderen?