Een concentratiekamp is een kamp waar mensen onder dwang bijeengebracht en vastgehouden worden. Meestal zijn het soldaten die mensen in een concentratiekamp bewaken. Tijdens de Tweede Wereldoorlog waren er concentratiekampen in Europa.
In kampen als Auschwitz en Sobibor werden mensen bijeengebracht om te worden vermoord. In andere kampen werden mensen als dwangarbeiders aan het werk gezet. En in weer andere kampen werden mensen bijeen gebracht en vastgehouden tot ze naar andere kampen werden vervoerd. Kamp Westerbork in Drenthe was er zo een.
Er waren toen ook in Azië concentratiekampen, bijvoorbeeld in wat toen Nederlands-Indië was. De kampen in Nederlands-Indië noemen we ’Indische kampen’.
Het eerste Indische kamp werd op 13 januari 1942 ingericht. Dat was al twee dagen nadat Japanse troepen Nederlands-Indië waren binnengevallen. Op Celebes om precies te zijn. In dit kamp werden de eerste Indische Nederlanders opgesloten. Daarna werden in Nederlands-Indië meer dan duizend andere Indische kampen ingericht.
Net als in Europa waren er in Nederlands-Indië verschillende soorten concentratiekampen.. Dat ga je ontdekken door de opdracht te maken
Deze opdracht is tweeledig. Eerst geef voor de verschillende soorten kampen aan wie in de kampen opgesloten waren, in welke periode mensen in de kampen waren geïnterneerd en hoe ze behandeld werden.
Als jullie de gegevens over de verschillende kampen verzameld hebben, schrijven jullie voor het tweede deel van de opdracht een plaquette* bij een monument ter herinnering aan een van de Jongenskampen (voor jongens van 10-17 jaar)** - aan de hand van een bestaand voorbeeld van een plaquette bij een Vrouwenkamp.
* Plaquette = gedenkplaat
** Er waren geen aparte meisjeskampen. De meisjes bleven bij hun moeder in het Vrouwenkamp.
Jullie krijgen van jullie leerkracht een pagina met een overzicht waarop jullie kunnen zien dat er vier soorten Indische kampen waren. Ook kun je aan de kopjes bovenaan die pagina zien welke gegevens je moet invullen in de lege vakken naast de naam van het soort kamp. Die gegevens vind je in de bronnen over deze soorten kampen.
Voor deze opdracht krijg je 2 lesuren de tijd. Deze opdracht doe je in groepjes van vier.
Spreek met elkaar af wie welke tekst leest van deze vier:
- Over burgerkampen
- Over krijgsgevangenkampen
- Over republikeinse kampen
- Over opvangkampen.
Lees de tekst die je gekozen hebt. Gezamenlijk vullen jullie de onderbrekende gegevens op de pagina die je van jullie leerkracht krijgt.
Kijk vervolgens naar de bron 'Plaquete (voorbeeld)' in het Vrouwenkamp Bangkinang.
Daarna schrijven jullie een eigen tekst voor een plaquette bij een jongenskamp.
Geef daarbij aan wat jullie belangrijk vinden over wat de jongens in het kamp hebben meegemaakt en wat we moeten herdenken.
Tip: in sommige teksten van de bronnen kun je Indische woorden tegenkomen die je vast niet kent. Ga daarvoor naar de woordenlijst: https://www.indischekamparchieven.nl/nl/woordenlijst.
De naam zegt het al: in de kampen vond je burgers, dus iedereen die geen militair was. Niet álle burgers, maar alleen burgers -mannen, vrouwen en kinderen- met een Europese (meestal: Nederlandse) achtergrond, de 'totoks' oftewel de volbloed blanken. De meeste Indische Nederlanders werden uiteindelijk in een kamp opgesloten.
Ook veel Indo-Europeanen (mensen van gemengde afkomst, meestal iemand met een blanke vader en een Indonesische moeder, andersom kwam veel minder voor) belandden in een kamp.
Er waren 367 burgerkampen waar in totaal honderdduizend Nederlandse burgers werden opgesloten. Veel burgerkampen bestonden uit een bestaande wijk dat door middel van gevlechte bamboehekken (gedek) van de buitenwereld werd afgesloten.
In het begin woonde iedereen nog bij elkaar: mannen, vrouwen en kinderen. Al snel werden de mannen en vrouwen van elkaar gescheiden. Er ontstonden aparte mannenkampen en kampen voor vrouwen met hun kinderen. In 1942 lag de grens voor jongens nog op 17 of 18. Die grens werd snel steeds lager. In 1944 lag de grens op 10 jaar. Jongens woonden tot hun 10e bij hun moeder, maar als ze 10 werden, verhuisden ze naar een mannenkamp of ze werden opgesloten in een apart jongenskamp.
Het leven in een burgerkamp was meestal nog niet zo slecht. Er was voldoende ruimte en voldoende voedsel voorhanden. In het begin van de oorlog (toen mensen nog geld hadden) konden de kampbewoners nog voedsel bijkopen.
Het grootste probleem was dat er steeds meer mensen bij kwamen. Dezelfde ruimte en dezelfde hoeveelheid beschikbare voedsel moesten door steeds meer mensen worden gedeeld, waardoor er voor iedereen afzonderlijk steeds minder voorhanden was.
Naar mate de oorlog langer voortduurde, werd het voedseltekort steeds groter en, verzwakt door allerlei ziektes, gingen duizenden mensen van de honger dood.
In kamp Ambarawa 7 op Midden-Java bijvoorbeeld zaten meer dan vierduizend vrouwen en kinderen in tien stenen barakken, omheind met prikkeldraad en gedek. Door de enorme overbevolking en een ernstig gebruik aan voedsel en medicijnen stierven 90 kampbewoners.
Maar het kon nog erger: van de 976 jongens en mannen in kamp Bangkinang op Sumatra ginger er maar liefst 122 dood. Van de ongeveer honderdduizend kampbewoners overleefde 1 op de 7 mensen (ongeveer dertienduizend in totaal) de kampen niet.
Wat deden de kampbewoners de hele dag? Ze verveelden zich. Om verveling te verdrijven, hielden veel kampbewoners een dagboek bij - hoewel dat eigenlijk verboden was. Ook onderwijs was verboden, ook al gaven veel volwassenen stiekem les aan hun kinderen.
In de kampdagboeken kwamen steeds drie onderwerpen steeds terug: het gebrek aan privacy, de geruchten die in het kamp de ronde deden (en waarvan verreweg de meeste niet bleken te kloppen) en het eten.
Vervelend vonden de kampbewoners dat ze telkens naar een ander kamp moesten verhuizen. Daarbij raakten ze altijd een deel van hun kostbare bezittingen kwijt en vrienden uit het oog verloren.
Het Koninklijk Nederlands-Indisch Leger (KNIL) (bestaande uit vrijwillige en dienstplichtige mannen) capituleerde op 9 maart 1942, twee maanden na de inval van Japan in Nederlands-Indië. Deze militairen werden krijgsgevangen gemaakt. Ze werden in aparte kampen opgesloten.
De krijgsgevangenen werden gescheiden naar rang, nationaliteit en afkomst. De meeste Javaanse, Soenandese en Timorese KNIL-militairen kwamen al snel vrij. De Ambonese en Menadonese militairen (die de reputatie hadden zeer pro-Nederlands te zijn) bleven in krijgsgevangenschap. Alle officieren en onderofficieren van het KNIL (ook de inheemse) bleven eveneens in krijgsgevangenschap.
Gouverneur-generaal Tjarda van Starkenborgh Stachouwer (tweede van rechts) en legercommandant luitenaal-generaal ter Poorten (rechts)
arriveren in Kampement 10e Bataljon in Batavia bij hun opsluiting op 17 april 1942 door de Japanners
De krijgsgevangenen werden over heel Nederlands-Indië en elders in Azië (Japan, Birma, Maleisië) verspreid. Het leven in de krijgsgevangenkampen was nog slechter dan in de burgerkampen. De Japanse soldaat werd geleerd dat een krijgsgevangene zijn een grote schande was en zij konden niet begrijpen waarom de Europese krijgsgevangenen uit schande geen zelfmoord hadden gepleegd. De Japanse kampbewakers behandelden hun Europese krijgsgevangenen dan ook met minachting.
De krijgsgevangenen moesten hard werken bij de aanleg van vliegvelden en spoorwegen. Berucht is de aanleg van de Birma-spoorlijn, die de bijnaam Dodenspoorlijn kreeg. Elke dag stierven er gemiddeld zo'n 75 militairen bij de aanleg van deze spoorlijn (door honger, ziektes en uitputting), meer dan 15.000 in totaal.
In Nederlands-Indië zelf waren er 202 krijgsgevangenkampen. Tweederde van alle krijgsgevangenkampen werd opgericht op Java. Van de meer dan 42.000 Nederlandse en Indo-Europeaanse KNIL-militairen kwamen er 8200 om het leven, zo'n 1 op de 5 krijgsgevangenen.
Tussen de capitulatie door het KNIL (maart 1942) en de capitulatie door het Japanse leger (augustus 1945) zijn er ook Indo-Europese en inheemse armlastige vrouwen en kinderen opgevangen, met name voor gezinnen van krijgsgevangen KNIL-militairen. Om de kosten te drukken, werden deze gezinnen bij elkaar gezet in opvangkampen.
Op 15 augustus 1945 capituleerde Japan. De geallieerden (Amerikanen, Australiërs en voornamelijk Britten: Indië viel toen onder Brits gezag) waren niet goed voorbereid op het einde van de oorlog. De Japanners bleven de eerste week de baas van de kampen op verzoek van de geallieerden. Veel kampbewoners werden in die week tot 23 augustus geëvacueerd.
Japanse kampbewakers
Na de capitulatie van Japan bleven veel burgerkampbewoners en voormalige krijgsgevangenen tijdelijk in een opvangkamp omwille van hun veiligheid. Op 17 augustus riepen de Indonesiërs de onafhankelijkheid uit. Japanse en Britse militairen moesten heftige gevechten voeren met Indonesische vrijheidsstrijders en overal vonden aanslagen, ontvoeringen en moorden plaats. Voor de 'totoks*' en Indo-Europeanen** was het zeer gevaarlijk op straat.
Deze ex-burgerkampbewoners en ex-krijgsgevangenen waren nog steeds niet echt vrij. Maar er was één groot verschil: het voedsel in de opvangkampen werd snel beter. Van alle kanten kwam er voedsel binnen, van de geallieerden, maar ook van het Rode Kruis.
Het laatste opvangkamp werd pas in 1948 gesloten. Toen pas konden ook de laatste kampbewoners weer naar huis...
* Mensen van geheel Europese (meestal Nederlandse) afkomst
** Mensen gemengd Europese en Indische afkomst
Van een geheel andere orde waren de Republikeinse kampen. Na de capitulatie van Japan wilden de Nederlanders de kolonie Nederlands-Indië weer in bezit nemen. Indonesische vrijheidsstrijders (ook wel nationalisten genoemd) wilden juist dat de Nederlanders zouden vertrekken en de macht overgeven aan de inheemse bevolking. Nederlands-Indië zou de Republiek Indonesië moeten worden.
Republikeinen of nationalisten
De aanhangers van de Republiek Indonesië werden ook wel republikeinen genoemd. Een republikeins kamp is dan: een kamp waar totoks* en Indo-Europeanen** in handen vielen van de republieken en werden vastgezet.
De behandeling daar was wisselend, van redelijk tot heel slecht. Er zijn duizenden kampbewoners gemarteld en zelfs vermoord.
Deze republikeinse kampen waren alleen te vinden op Java, meer dan 250 in totaal! Het oudste republikeins kamp dateert van 4 oktober 1945. Het laatste kamp dat verlaten was, is van 19 december 1948. Het werd toen duidelijk dat Indonesië onafhankelijk zou worden. Op 17 augustus 1949 was het inderdaad zo ver.
Muurschildering met de tekst 'We don't like the Dutch', dat je zou kunnen vertalen als: "Wij hebben een hekel aan de Nederlanders'.
* Mensen van geheel Europese (meestal Nederlandse) afkomst
** Mensen gemengd Europese en Indische afkomst
In december 1943 werden de 'Europese' vrouwen en kinderen die vastgezet waren in de gevangenis in Padang overgebracht naar een nieuw kamp, ten westen van Bangkinang. Zij werden ondergebracht in vijf nieuwgebouwde loodsen van bamboe en atap (=palmblad), omheind met een houten schutting en prikkeldraad.
In 2011 is er een plaquette bij het voormalig Vrouwenkamp geplaatst met een tekst in het Nederlands, Engels en het Indonesisch.
Het monument in Bangkinang met...
...de plaquete op het midden van het monument
In Nederlands-Indië bevonden zich tijdens de weede Wereldoorlog ruim 500 Japanse gevangenkampen. De Japanners interneerden er circa 100.000 burgers. Na de capitulatie van Japan bezetten Indonesische republikeinen in de zogenaamde Bersiap-periode zo'n 46.000 mensen gevangen.
Onder de slachtoffers en hun nabestaanden leefde lang het gevoel dat de kampervaringen van mensen uit Nederlands-Indië onderbelicht zijn gebleven. Slechts met veel moeite hebben repatrianten en overlevenden aandacht kunnen krijgen voor de situatie in Indische gevangenkampen tijdens en na de Tweede Wereldoorlog.
De website Indische Kamparchieven is ontwikkeld om een goed digitaal overzicht te bieden van alle Japanse en republikeinse kampen in Nederland-Indië. Dit reike materiaal is tevens de bron voor de les 'Indische kampen' voor de bovenbouw van het basisonderwijs van het Centrum voor Mondiaal Onderwijs in het kader van het project Erfgoed van de Oorlog in opdracht van het Ministerie van VWS.
Tijdens de Japanse bezetting van Nederlands-Indië van 1942 tot 1945 en de oorlog rond de dekolonisatie van dit gebied tussen 1945 en 1949 zijn er vele honderden concentratiekampen geweest in dit gebied. Men noemt ze ‘Indische kampen’.
Deze kampen hadden met elkaar gemeen dat het niet prettig was om er in te wonen.. Maar verder waren er grote verschillen tussen deze kampen. Dat ontdekken de leerlingen als u deze les in de klas behandelt.
Plan van aanpak
Voor deze les trekt u twee uur uit. U laat de leerlingen de opdracht in de les in groepen van vier maken.
Voor u aan de les begint, print u zoveel exemplaren uit van het pdf-bestand 'Overzicht-leerlingen' als u groepen van vier kunt maken van de klas.
Een volledig overzicht vindt u als het pdf-bestand 'Overzicht-docent'.
De opdracht bestaat uit twee delen. Voor deel I trekt u 1 uur uit, voor deel II ½ uur.
Deel I
Binnen elke groep kiest iedere leerling een brontekst uit over een soort Indisch kamp om te lezen. Let erop dat in iedere groep alle vier de bronteksten over kampen gelezen worden.
Tijdens het lezen vullen de groepen de lege vakken in op hun exemplaar van het pdf-bestand. Het is de bedoeling dat iedere leerling de lege vakken invult naast de naam van het soort kamp waar zij/hij over leest.
Als iedereen hiermee klaar is, neemt u de ingevulde overzichtsbladen in en bespreekt u met de klas wat er op deze bladen is ingevuld.
Trek voor die bespreking een kwartier uit.
Deel II
U laat iedere groep een gedenktekst maken bij een van de vier in de bronnen beschreven soorten Indische kampen. Let er wel op dat ieder soort kamp tenminste éénmaal aan bod komt.
Als iedereen hiermee klaar is, neemt u de gedenkteksten in en beoordeelt ze.
Kerndoelen
51 De leerlingen leren gebruik te maken van eenvoudige historische bronnen en ze leren aanduidingen van tijd en tijdsindeling te hanteren.
52 De leerlingen leren over kenmerkende aspecten van de volgende tijdvakken: jagers en boeren; Grieken en Romeinen; monniken en ridders; steden en staten; ontdekkers en hervormers; regenten en vorsten; pruiken en revoluties; burgers en stoommachines; wereldoorlogen en holocaust; televisie en computer.
- De leerlingen hebben gezien dat er tijdens de Tweede Wereldoorlog en de dekolonisatieoorlog concentratiekampen zijn geweest in Nederlands-Indië.
- De leerlingen kunnen vier soorten concentratiekampen in Nederlands-Indië benoemen.
- De leerlingen kunnen per soort concentratiekamp aangeven welke groepen mensen er werden opgesloten en wanneer dat gebeurde.
- De leerlingen kunnen per soort kamp aangeven hoe de kampbewoners werden behandeld en gehuisvest.
- De leerlingen hebben zich een beeld gevormd van het leven in elk van de vier soorten kampen.
De opdracht is goed gemaakt
- als de leerlingen de ontbrekende gegevens in het schema hebben kunnen invullen.
- als de leerlingen een eigen plaquette hebben ontworpen met een relevante tekst over de belevenissen van jongeren in een jongenskamp.