"Tot Naarden konden we aardig vlug doorrijden. In Naarden zagen we van alle kanten mensen komen die zich bij onze stoet voegden. Zij hadden hetzelfde doel als wij. Het leek wel een optocht of demonstratie. Je kon daar niet fietsen. Dat was niet erg, want een eindje lopen was ook wel prettig. Als je een fiets had behoorde je tot de elite. De meeste mensen liepen achter een handkar of een kinderwagen. Ook zag je zelfgemaakte wagentjes. Het hele gezin werd meegevoerd: kleine kinderen op de kar soms een vrouw of een oude moeder, en daarachter liep pa dan helemaal schuin te duwen tegen de kar onderwijl commando’s te roepen naar de kinderen die meeliepen.
Tegen een uur of vier kwamen we in het vissersplaatsje Bunschoten. Bij een boerderij stond op een bord met grote letters: “TYPHUS”. “Dat doen ze opdat de Duitsers daar niet naar binnen gaan”, vond mijn moeder. Zij ging het erf op en klopte op de deur. Ze vroeg of de mensen een hapje eten over hadden. Ik schaamde me nogal. (…) Mijn moeder keek naar mij om, en ze was zo blij en hoopvol. Het scheen te lukken. Schoorvoetend kwam ik tussen de twee fietsen het erf op geschuifeld. De boer kwam naar buiten met een bord hutspot met een vork erin. Toen hij mij zag ging hij nog een vork halen en samen aten we van het ene bord de hutspot op. Heerlijk was dat! Helemaal voldaan bedankten we de boer en gingen toen de gemeente Bunschoten in om een slaapplaats te zoeken, want het werd al aardig donker.
Toen we dat huis in Bunschoten binnen kwamen verwachten we wel niet de enige te zijn, maar zoveel mensen als in dát huis de nacht doorbrachten…dat hadden we niet verwacht. Beneden lagen in de kamers, in de keuken en in de hal mensen op de grond te slapen. De trap naar de eerste verdieping lag ook vol met mensen. Met grote moeite kwamen we tussen de mensen door naar boven. Op de eerste verdieping hetzelfde beeld. Overal slapende mensen. Geen plekje onbezet. En zo was het ook op de tweede verdieping. Daarboven was een zolder en daar vonden we zowaar ieder een plekje. We konden niet liggen, maar met onze rug geleund tegen een lattenzolder hebben we toch een beetje kunnen uitrusten. We hebben zowaar nog geslapen ook."