Hongertochten - bron: vooraf

 
Uit het dagboek van Jacoba den Uijl:

"Toen in 1940 de Duitsers ons land binnen vielen en wij na vijf dagen hevig verzet, zinloos tegenover zoveel geweld, de strijd opgaven, hadden wij niet gedacht dat die moordlustige overheersing vijf jaar zou duren. (…) De eerste jaren ging het nog wel. Ik bedoel, we hadden niet echt gebrek. Alles was op de bon, zodat een eerlijke verdeling plaatsvond. Wij hadden zoals veel mensen in die tijd een kast vol weckgroenten, de trots van mijn moeder. 

betondorp denuijlBetondorp en Jacoba den Uijl 

Toen het wat moeilijker werd om op de bonnen aardappelen en groenten te kopen, (omdat de rijen bij de winkels langer werden) en het vaak gebeurde dat, als je aan de beurt was de groenteman uitverkocht was, vonden we een andere oplossing. Je kon je bonnen bij de centrale keuken inleveren en tegen betaling kon je dan een maaltijd afhalen. Veel mensen deden dat.

De mensen die op het platteland woonden zorgden wel dat ze aan hun trekken kwamen, maar de stadsbevolking had het meest te lijden. Het was ook makkelijker voor díe stedelingen die familie of bekenden op het platteland hadden. Die kregen nog wel eens een pakket toegestuurd. Wij hadden alleen familie in Amsterdam, Rotterdam en Schiedam en helemaal geen bekenden op het platteland. 

De echte ellende begon toen de spoorwegen gingen staken (= september 1944) en het zuiden van Nederland, dus beneden de grote rivieren, bevrijd was. Het voedsel dat voorheen per trein werd aangevoerd kon ons niet meer bereiken."

spoorstaking1944Affiches van de Duitsers tegen de staking

We hadden in de hongerwinter, najaar 1944 en voorjaar 1945, alleen maar water. Er was geen gas, geen elektriciteit, geen kolen of andere brandstof.

Op een dag kwam ik thuis: het was eind januari. Mijn moeder zei: “Het eind is in zicht”. “Welk eind?”, vroeg ik. Ik dacht dat ze iets gehoord had over het eind van de oorlog, maar dat bleek niet zo te zijn. Ze zei: “Ik bedoel, dat we geen eten meer hebben over een week of twee. Als we heel minimaal eten, dan redden we het nog twee weken.

In de winkels was niets te koop en de boeren in de omgeving hadden ook niets meer aan te bieden. Het was een hopeloze situatie. Wij konden dus niet langer wachten. We moesten, weer of geen weer, de volgende dag vertrekken. Hoewel onze conditie nu niet bepaald goed te noemen was hadden we een behoorlijke dosis optimisme..."

 

verwante lessen

Login Form