Tot aan de invoering van de euro had ieder land van de EU zijn eigen munt. Nederland had de gulden, Duitsland de mark, Frankrijk de frank, enzovoort. Al die munten hadden verschillende waardes. Voor 100 gulden kreeg je bijvoorbeeld ongeveer 300 Franse franc en een mark was iets meer dan een gulden waard.
Voor de euro werd ingevoerd, moest de Europese Centrale Bank uitvogelen hoeveel euro 100 gulden, 100 mark, 100 Franse francs enzovoort waard worden in euro's. Op 31 december 1999 was deze klus geklaard en maakte de ECB bekend hoeveel al die munten waard waren gerekend in euro's. 100 euro werd 220 gulden waard, 196 mark, 660 Franse franc, enzovoort. Het was een hele klus voor de ECB om dat voor elkaar te krijgen, want elf landen wilden de euro hebben: België, Nederland, Luxemburg, Duitsland, Frankrijk, Italië, Spanje, Portugal, Oostenrijk, Ierland en Finland.
Na eind 1999 zijn er nog lidstaten van de EU bijgekomen, Estland, Letland en Litouwen bij voorbeeld, en ook niet-leden als Andorra en Vaticaanstad hebben ook de euro.