In 1992 kwamen de regeringsleiders van alle landen van wat nu de Europese Unie is bijeen. Een regeringsleider is het staatshoofd of de premier van een land. De regeringsleiders besloten om in de Europese Unie één gezamenlijke munt in te voeren. Wel zeiden ze erbij dat elk EU-land mocht kiezen: die munt invoeren of zijn eigen munt houden.
In januari 2002 kwam die gezamenlijke munt in omloop, de euro. Ook in Nederland. Voortaan kon je in Nederland alleen in euro's betalen. Niet meer in guldens, de munt die Nederland tot dan toe had.
In Nederland konden burgers in december 2001 een setje euromunten kopen voor 25 gulden. Daardoor konde ze alvast kennismaken met de nieuwe munten.
Dankzij de invoering van de euro hoef je vaak geen geld te wisselen als je naar het buitenland gaat Want ook in Duitsland, België, Frankrijk en enkele andere landen van de EU had de euro de eigen munt van die landen vervangen. Ook kun je voortaan rekeningen in euro’s betalen aan personen in het buitenland.als die personen in een land wonen dat de euro als munt heeft. Vooral voor bedrijven is dat handig. Maar ook voor jou als je iets bestelt in een land dat de euro heeft.
Stel: je wordt gevraagd om voor de Europese Unie dit nieuwe ontwerp te bedenken. Hoe zullen de nieuwe bankbiljetten er volgens jou ut moeten zien? Denk daar goed over na want die nieuwe biljetten moeten bij mensen in de smaak vallen. En dat zijn er veel, want Iedereen die in een land woont dat de euro heeft, moet ermee betalen, van noord naar zuid en van oost naar west in Europa.
Daarom is het belangrijk dat je weet waar je het voor doet. Neem de bronnen goed door, zodat je de achtergrond van de euro goed begrijpt.
En nu aan de slag.
- Lees de bronnen.
- Kies een soort eurobankbiljet uit om er een nieuw ontwerp voor te maken. Uit welke soorten je kunt kiezen, lees je in BRON: DE EURO.
- Laat jouw ontwerp aan jouw juf of meester en aan de klas zien.
Tot aan de invoering van de euro had ieder land van de EU zijn eigen munt. Nederland had de gulden, Duitsland de mark, Frankrijk de frank, enzovoort. Al die munten hadden verschillende waardes. Voor 100 gulden kreeg je bijvoorbeeld ongeveer 300 Franse franc en een mark was iets meer dan een gulden waard.
Voor de euro werd ingevoerd, moest de Europese Centrale Bank uitvogelen hoeveel euro 100 gulden, 100 mark, 100 Franse francs enzovoort waard worden in euro's. Op 31 december 1999 was deze klus geklaard en maakte de ECB bekend hoeveel al die munten waard waren gerekend in euro's. 100 euro werd 220 gulden waard, 196 mark, 660 Franse franc, enzovoort. Het was een hele klus voor de ECB om dat voor elkaar te krijgen, want elf landen wilden de euro hebben: België, Nederland, Luxemburg, Duitsland, Frankrijk, Italië, Spanje, Portugal, Oostenrijk, Ierland en Finland.
Na eind 1999 zijn er nog lidstaten van de EU bijgekomen, Estland, Letland en Litouwen bij voorbeeld, en ook niet-leden als Andorra en Vaticaanstad hebben ook de euro.
Ging je voor 2002 op vakantie met de auto naar Portugal, dan moest je Nederlandse guldens, Belgische franken, Franse franken, Spaanse peseta's en Portugese escudo's bij je hebben. En reed je via Oostenrijk naar Italië, dan had je Nederlandse guldens, Duitse marken, Oostenrijkse schillingen en Italiaanse lires nodig. Dankzij de euro heb je al die verschillende soorten geld niet meer nodig.
De eerste president van de Europese Centrale Bank is een Nederlander, die eerst president van de Nederlandse centrale bank is geweest: Wim Duisenberg.
Het kantoor van de ECB staat in Frankfurt am Main, in Duitsland.
Eerst waren er euromunten in omloop van van 1, 2, 5, 10, 20, 50 eurocent, 1 euro en 2 euro. Munten van 1 cent zijn niet meer in omloop, Die van 2 cent kom je nauwelijks nog tegen. De munten hebben een Europese kant en een nationale kant. Op de nationale kant kunnen landen eigen symbolen en tekst zetten. Verzamelaars proberen euromunten uit zoveel mogelijk landen met de euro in handen te krijgen. De Europese kant van de euromunten is ontworpen door de Belg Luc Luycx.
In omloop zijn ook eurobankbiljetten van 5, 10, 20, 50, 100, 200 en 500 euro. De eerste biljetten die in omloop kwamen zijn ontworpen door de Oostenrijker Robert Kalina. Zijn ontwerpen waren gebaseerd op bouwkunst uit verschillende periodes. Vanaf 2013 werden deze biljetten vervangen door biljetten ontworpen door Reinhold Gerstetter. De voorkant van een biljet laat een venster of een poort zien, de achterkant een brug. Verder zijn te zien een landkaart van Europa en de vlag van Europa. Net als op munten is op bankbiljetten iets te zien dat bij een bepaald land hoort,.een molen of tulp bijvoorbeeld.
- Het had niet veel gescheeld of we hadden nu allemaal betaald met de ecu, afgeleid van European Currency Unit (= Europese Munteenheid). De Fransen zagen het wel zitten dat deze vernoemd werd naar een oude Franse munt, de écu. Op het laatste moment zag men daar toch van af en werd de ecu omgedoopt tot euro.
- Bang om een vals eurobiljet in handen te krijgen? Die angst is direct weg te nemen, want de kans daarop is echt minimaal, namelijk eens in de 800 jaar! Volgens de anti-vervalsingsafdeling van Europol worden er elke maand ongeveer 50.000 valse eurobiljetten gevonden op een totaal van 13,8 miljard (!) eurobiljetten die in omloop zijn. Waar vroeger valse bankbiljetten nog weleens moeilijk van echte waren te onderscheiden is dat met de euro een stuk betrouwbaarder geworden.
Voordat ze hiermee aan de slag gaan deelt u vel papier en kleurstiften of kleurpotloden aan de leerlingen uit.
Daarna laat u de leerlingen kiezen voor wel soort eurobankbiljet ze een nieuw ontwerp maken. Zie hiervoor de tekst ‘Welke eurobiljetten en euromunten zijn er? op https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/geldzaken/vraag-en-antwoord/welke-eurobiljetten-en-euromunten-zijn-er . Aan deze tekst is de informatie over euromunten- en bankbiljetten ontleend die in de lesbrief is verwerkt.
U let erop dat elk soort eurobankbiljet aan bod komt.
Vraag de leerlingen expliciet naar hun motivatie voor het ontwerp. Waarom hebben ze het biljet zo gemaakt en niet anders? Probeer zodoende in te schatten of de leerlingen de 'eenheid in verscheidenheid', die de EU zo typeert, begrepen hebben.
De lesbrief sluit aan bij de volgende kerndoelen:
kerndoel 51:
- De leerlingen leren gebruik te maken van eenvoudige historische bronnen en ze leren aanduidingen van tijd en tijdsindeling te hanteren.
kerndoel 53:
- De leerlingen leren over de belangrijke historische personen en gebeurtenissen uit de Nederlandse geschiedenis en kunnen die voorbeeldmatig verbinden met de wereldgeschiedenis.
- De leerling weet dat elk EU-land vroeger zijn eigen munt had.
- De leeerling weet dat de meeste (maar niet alle) landen van de EU de euro hebben
- De leerling maakt kennis met ontwerpen van diverse euromunten en eurobiljetten
De leerlingen hebben de opdracht goed gemaakt als:
- de leerling heeft laten zien dat hij/zij heeft nagedacht over een Eurobiljet.
- de leerling met dat ontwerp heeft laten zien dat hij/zij weet dat er wel gezamenlijke munten en biljetten zijn, maar dat er toch door alle deelnemende landen eigen elementen in het ontwerp gebracht kunnen worden.