In 1986 gebeurde zo'n groot ongeluk toen een raeactor ontplofte in een kerncentrale bij Tsjernobyl in Oekraïne. Duizenden mensen die bij de centrale woonden moesten toen verhuizen en mensen werden ziek door de straling. In 2011 gebeurde een ander groot ongeluk toen een kerncentrale bij Fukushima in Japan zwaar beschadigd raakte door een aardbeving en tsunami (vloedgolf). Ook toen moesten veel mensen die rond de centrale woonden verhuizen.
Als het uranium in een kerncentrale is opgebruikt blijft er radioactief afval over. De straling van dat afval maakt mensen en dieren ziek. Veel van die straling in korte tijd is zelfs dodelijk. Sommige stoffen in dat afval blijven vele duizenden jaren lang van die gevaarlijke straling afgeven. Daarom moet het afval al die tijd zó worden ingepakt en opgeborgen dat niemand last kan krijgen van die straling en de stoffen het milieu niet kunnen besmetten. Meestal wordt het afval in vaten onder de grond opgeslagen. Toch gaan soms na verloop van jaren vaten met dat afval lekken. Daardoor verspreidt iets van het afval zich in de bodem en komt soms in grondwater terecht waar mensen gebruik van maken. Er bestaat dus nog geen garantie dat opslagplaatsen waar van dat afval ligt al die duizenden jaren lang veilig blijven.
De voorraad uranium in de wereld is eindig en zal dus op den duur opraken.
Uit 1.000 kilo uraniumerts kan maar 1 kilo uranium worden gehaald. Het kost dus veel moeite om voldoende uranium te winnen.
Bij de winning van uraniumerts ontstaat er veel afval dat voor een deel schadelijke straling afgeeft. Ook bij winning van steenkool is dat het geval, maar bij winning van gas en olie is dat minder.
Een land dat kerncentrales kan bouwen en gebruiken is daardoor ook in staat om atoombommen te maken. Voor beide dingen is dezelfde kenis nodig, bij voorbeeld van hoe je uranium geschikt kan maken om er energie uit te maken.
Hoewel de voorraden steenkool, gas en olie eindig zijn kunnen ze nog vele tientallen jaren meegaan. Bovendien worden nog steeds plekken gevonden waar olie of gas te vinden zijn. Daardoor blijkt de vooraad olie en gas telkens een stuk groter te zijn dan tot dusver bekend is.